Arresten Hoge Raad inzake payrolling
29-12-2016
Op 4 november 2016 heeft de Hoge Raad in twee zaken uitspraak gedaan over de payrollconstructie (ECLI:NL:HR:2016:2496 en ECLI:NL:HR:2016:2356).
Payrollbedrijven nemen het werkgeverschap van hun klanten over. Die zijn daarmee af van het doorbetalen van loon bij ziekte, ontslagkosten en de kosten van een loonadministratie. Werknemers treden in dienst bij het payrollbedrijf en worden tewerkgesteld bij hun oude baas volgens een 'inleenovereenkomst'. Een payrollmedewerker is goedkoper dan een uitzendkracht. Dat komt door het ontbreken van werving- en selectiekosten. Uitzendbureaus belasten die kosten door. Payrollbedrijven hebben die kosten niet, omdat hun klanten zelf personeel werven.
De Hoge Raad boog zich in de beide uitspraken over de vraag of de overeenkomst tussen een werknemer en een payrollbedrijf wel of niet moet worden beschouwd als een uitzendovereenkomst in de zin van art. 7:690 Burgerlijk Wetboek.
Art. 7:690 BW bepaalt: 'De uitzendovereenkomst is de arbeidsovereenkomst waarbij de werknemer door de werkgever, in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van de werkgever ter beschikking wordt gesteld van een derde om krachtens een door deze aan de werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de derde'.
Bij de Hoge Raad werd door de payrollbedrijven aangevoerd dat de door haar gesloten arbeidsovereenkomsten niet konden worden aangemerkt als uitzendovereenkomsten in de zin van artikel 7:690 BW. Zij hielden zich immers niet bezig met de werving en selectie en plaatsing van werknemers bij de opdrachtgevers.
De Hoge Raad overwoog dat voor het aannemen van een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 7:690 BW geen andere vereisten gelden dan vermeld in deze bepaling. Artikel 7:690 BW impliceert geen beperking tot gevallen waarin sprake is van een 'allocatiefunctie' van de werkgever.
Gevolgen van de beide uitspraken:
- Werkgevers zijn voor de premieheffing in de werknemersverzekeringen ingedeeld in een aantal sectoren. Een payrollbedrijf maakt een grote kans om voor de premieheffing Whk (werkhervattingskas) in de sector voor uitzendbedrijven te worden ingedeeld. Deze sector kent een hoge Whk-premie. Er zou een uitzondering kunnen gelden voor payrollbedrijven die voor meer dan 50% in één bepaalde sector actief zijn.
- In de tweede zaak concludeerde de Hoge Raad dat het betreffende payrollbedrijf (Care 4 Care Human Resources BV) verplicht was aangesloten bij het StiPP (het pensioenfonds voor uitzendondernemingen).
- Aangenomen dat de relatie tussen een werknemer en een payrollbedrijf als een uitzendovereenkomst in de zin van art. 7:690 BW moet worden beschouwd, dan gelden er afwijkingen ten opzichte van de gewone arbeidsovereenkomst:
a. Er kan worden afgeweken zg. ketenregeling
b. Het uitzendbeding mag worden toegepast
c. Het kan zijn dat de CAO ABU (de cao voor uitzendkrachten) van toepassing is.
Elk geval is anders. Het is niet mogelijk om in dit korte bestek alle situaties te beschrijven. De wetgeving en de rechtspraak veranderen snel. Wint u bij twijfel advies in bij uw accountant of bij een advocaat.