Afdeling wijzigt rechtspraak herhaalde aanvragen 23 november 2016

07-03-2017

Het komt best vaak voor dat een burger een herhaalde aanvraag (bijvoorbeeld de herhaalde aanvraag van een uitkering) bij het bestuur indient of dat hij of zij een herhaald verzoek doet aan het bestuur om terug te komen van een negatief besluit (bijvoorbeeld de intrekking van een uitkering of een last met dwangsom of een bestuurlijke boete). Artikel 4:6 Algemene wet bestuursrecht (Awb) is van toepassing.

Alleen als er nieuwe feiten en omstandigheden waren aangevoerd, moest de aanvraag inhoudelijk door het bestuur worden behandeld (als was het een eerste aanvraag).

Als er géén nieuwe feiten en omstandigheden waren aangevoerd, mocht het bestuur de herhaalde aanvraag met verwijzing naar het eerdere besluit afwijzen (artikel 4:6 lid 2 Awb).

Kwam de zaak bij de bestuursrechter, dan moest de rechter ambtshalve (uit zich zelf) onderzoeken of er sprake was van een herhaalde aanvraag en, zo ja, of de aanvrager nieuwe feiten en omstandigheden had aangevoerd. Als de rechter constateerde dat de burger géén nieuwe feiten en omstandigheden had aangevoerd, moest hij ambtshalve (uit zich zelf) de aanvraag met een verwijzing naar artikel 4;6 lid 2 Awb afwijzen.

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (AB van de RvS) zei het als volgt in een uitspraak van 27 juli 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU0147. ‘Ingevolge artikel 4:6 van de Awb is de aanvrager, indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden. Het bestuursorgaan kan de aanvraag, wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere besluit. Artikel 4:6 van de Awb geeft voor de bestuurlijke besluitvorming invulling aan het algemene rechtsbeginsel inhoudende dat niet meermalen wordt geoordeeld over eenzelfde zaak (ne bis in idem). Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan het verzoek zonder nader onderzoek afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere besluit.’

Bij uitspraak van 23 november 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:3131) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn rechtspraak over herhaalde aanvragen en verzoeken om terug te komen van besluiten genuanceerd. Deze nieuwe lijn is met onmiddellijke ingang van kracht.

Op grond van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb kan het bestuursorgaan, aldus de AB van de RvS, een herhaalde aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beslissing, indien bij de herhaalde aanvraag geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld. Het bestuursorgaan kan dit doen, maar is hiertoe niet verplicht. Het bestuursorgaan mag een herhaaldelijke aanvraag ook inhoudelijk behandelen. Ditzelfde geldt ten aanzien van een verzoek om terug te komen van een besluit.

De bestuursrechter hoeft in dat geval niet meer ambtshalve (uit zichzelf) te toetsen of sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. De bestuursrechter dient het besluit van het bestuursorgaan als uitgangspunt te nemen.

Als het bestuursorgaan een herhaalde aanvraag of een verzoek om terug te komen van een besluit op inhoudelijke gronden afwijst, dan toetst de bestuursrechter het besluit aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden als ware dit het eerste besluit over die aanvraag of dat verzoek.

Als het bestuursorgaan besluit artikel 4:6, tweede lid, van de Awb toe te passen, dan toetst de bestuursrechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden en een eventueel door het bestuursorgaan gevoerd beleid, of het bestuursorgaan zich terecht, en zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn.

Elk geval is anders. Het is niet mogelijk om in dit korte bestek alle nuances weer te geven. Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem geheel vrijblijvend contact met mij op.