Redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures
07-03-2017
De regel dat gerechtelijke procedures binnen een redelijke termijn moeten worden gevoerd, is gebaseerd op artikel 6 lid 1 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Uitgangspunt is dat de redelijke termijn, voor de afdoening van bestuursrechtelijke geschillen die bestaan uit een bezwaarprocedure en twee gerechtelijke instanties, vier jaar bedraagt. De bezwaarfase mag ten hoogste een half jaar duren, de beroepsfase bij de rechtbank anderhalf jaar en de hoger beroepsfase twee jaar. De redelijke termijn gaat lopen op het moment dat het bestuursorgaan het bezwaarschrift ontvangt of dat de bestuursrechter het beroepschrift ontvangt. Met de hierna te bespreken uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (AB van de RvS) wordt aangesloten bij deze rechtspraak.
De ingewikkeldheid van de zaak, de wijze waarop het bestuursorgaan en de rechter de zaak hebben behandeld en het processuele gedrag van de persoon die bezwaar of beroep heeft ingesteld, kunnen met zich brengen dat een langere termijn als ‘redelijk’ moet worden beschouwd.
Als de redelijke termijn is overschreden bestaat recht op schadevergoeding ter hoogte van € 500,- per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden. Voor het deel van de overschrijding dat kan worden toegerekend aan het bestuursorgaan, dient het bestuursorgaan de schadevergoeding te betalen. Voor het deel van de overschrijding dat is veroorzaakt door de rechtbank en/of de AB van de RvS, dient de Staat der Nederlanden (de Minister van Veiligheid van Justitie) de schadevergoeding te betalen.
Bij uitspraak van 1 februari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:246) heeft de AB van de RvS bepaald dat de duur van de redelijke termijn in geschillen in één instantie twee jaar bedraagt. Dat zijn, bijvoorbeeld, bestemmingsplanprocedures, waarbij tegen het ontwerpbestemmingsplan een zienswijze kan worden ingediend en tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan rechtstreeks beroep bij de AB van de RvS openstaat. De redelijke termijn gaat lopen vanaf het moment dat beroep is ingesteld.
Als u reeds tijdens zulk een procedure constateert dat de redelijke termijn is of zal worden overschreden, kunt u nog tijdens de procedure een verzoek tot vergoeding van immateriële schade bij de bestuursrechter indienen. Zie de rechtsoverwegingen 9.6 en 9.7 van de uitspraak van 1 februari 2017.
De AB van de RvS overwoog verder dat, als de procedure door de toepassing van de bestuurlijke lus vertraging heeft opgelopen en als de redelijke termijn mede daardoor is overschreden, de overschrijding van de redelijke termijn meestal geheel voor rekening van het bestuursorgaan komt.
Verder heeft de AB van de RvS in de uitspraak van 1 februari 2017 bepaald dat ook derde-belanghebbenden een verzoek om schadevergoeding op grond van overschrijding van de redelijke termijn kunnen doen.
Elk geval is anders .Het is niet mogelijk om in dit korte bestek uitputtend op het leerstuk van de redelijke termijn in het bestuursrecht in te gaan. Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem vrijblijvend contact met mij op.