Over de onafhankelijk deskundige in bestuursrechtelijke zaken
09-10-2017
Artikel 8:47 lid 1 Algemene Wet Bestuursrecht bepaalt dat de bestuursrechter een deskundige kan benoemen voor het instellen van een onderzoek.
Op 30 juni 2017 hebben de Afdeling Bestuursrechtspraak (AB) van de Raad van State (RvS) en de Centrale Raad van Beroep (CRvB) uitgesproken dat de overheid in bestuursrechtzaken niet altijd met het advies van een eigen medisch deskundige mag volstaan. Zowel de AB van de RvS als de CRvB heeft bepaald dat er in sommige gevallen een onafhankelijk medisch deskundige moet worden benoemd.
De AB van de RvS deed op 30 juni 2017 uitspraak in de zaak met nummer 201608140/1V. Een vreemdeling die dreigde te worden uitgezet naar Sierra Leone betwistte de onpartijdigheid van het Bureau Medische Advisering (BMA) van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie weigerde, na advies te hebben ingewonnen bij het BMA, om de uitzetting op te schorten. De vreemdeling vond dat de bestuursrechter een onafhankelijk medisch deskundige had moeten benoemen. Hij beroept zich daarbij op het arrest Korošec van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg.
De CRvB deed op 30 juni 2017 uitspraak in een WIA-zaak (nr. 15/501 WIA, ECLI:CRVB:2017:2226). De werknemer had bij het UWV een WIA-uitkering aangevraagd. Er vond een medische beoordeling plaats door een verzekeringsarts van het UWV. De arts was van oordeel dat hij voldoende geschikt was om arbeid te verrichten. De werknemer vond dat hij door de inzet door het UWV van een eigen, niet onafhankelijke verzekeringsarts, op achterstand was gezet. Hij stelde dat de rechter deze ongelijkheid moest herstellen door bijvoorbeeld zelf een deskundige te benoemen. Hij deed een beroep op het arrest "Korošec" van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg (EHRM).
Uit het arrest Korošec tegen Slovenie van 8 oktober 2015, nr. 77212/12 volgt dat de bestuursrechter compensatie moet bieden als een partij in een nadeliger positie verkeert ten opzichte van het bestuursorgaan. In de 2 boven aangehaalde uitspraken zet de hoogste rechter uiteen hoe de bestuursrechter moet omgaan met zaken waarbij de overheid zich beroept op een advies van een eigen medisch deskundige.
- De bestuursrechter moet nagaan of het medisch advies zorgvuldig is opgesteld en inzichtelijk is.
- Er dient equality of arms te bestaan tussen de bezwaarmaker en de overheid als het gaat over het aandragen van bewijsmateriaal. Als dit evenwicht er niet is, zal de bestuursrechter dit evenwicht moeten herstellen, door bijvoorbeeld zelf een onafhankelijk medisch deskundige te benoemen.
- Als de bestuursrechter het verzoek afwijst om een andere deskundige te benoemen, zal hij duidelijk moeten maken waarom hij zonder zo’n onafhankelijk deskundige tot een oordeel komt.
In artikel 6 lid 1 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens wordt bepaald dat een proces eerlijk moet worden gevoerd. De rechters lezen in die bepaling onder meer dat de procespartijen in het proces gelijke rechten behoren te hebben (de equality of arms). De burger dient tegenover de bestuursrechter aannemelijk te maken dat er geen sprake is van equality of arms.
En gesteld dat er geen equality of arms is, dient bovendien aannemelijk te worden gemaakt dat er sprake is van bewijsnood. Dat zou het geval kunnen zijn als een burger financieel onvermogend is en een onafhankelijk deskundige niet kan betalen of wanneer het bestuursorgaan en de burger tegenstrijdige (medische) gegevens in het geding hebben gebracht.
In de hier besproken zaken hadden de klagers geen succes.
De AB van de Raad van State overwoog bij stap 2 in de Vreemdelingenwet-zaak dat de vreemdeling bij de rechtbank de mogelijkheid had gehad stukken in te dienen van zijn behandelaars dan wel het BMA-advies en de BMA-nota te weerspreken met een contra-expertise. De rechtbank had voorts in reactie op de in beroep door de vreemdeling overgelegde brieven van zijn behandelaars uitgebreid inhoudelijk gemotiveerd waarom zij hierin geen aanleiding zag gebruik te maken van haar bevoegdheid een deskundige te benoemen. Hiertegen had de vreemdeling in hoger beroep geen grieven gericht. Van een schending van het beginsel van equality of arms was gelet hierop geen sprake.
De Centrale Raad van Beroep overwoog omtrent stap 2 in de WIA-zaak dat het onderzoek van de verzekeringsartsen zorgvuldig was geweest. Verder gaf de CRvB aan dat betrokkene voldoende ruimte had gehad om in de beroepsfase (nadere) medische stukken in te dienen ter onderbouwing van zijn standpunt dat het UWV zijn beperkingen heeft onderschat. In hoger beroep had betrokkene evenmin nadere medische stukken ingediend en had hij ermee volstaan te verwijzen naar het door hem in de ZW-procedure ingebrachte deskundigenrapport van de orthopedisch chirurg. Van een schending van equality of arms is dan ook geen sprake, zodat er geen aanleiding was een deskundige te benoemen.
Elk geval is anders. Mocht u advies omtrent het voeren van een procedure bij de bestuursrechter willen, neem dan contact met een advocaat op.